donderdag 25 mei 2017

Stroopwafels 1: Inleiding


Stroopwafels 1: Inleiding


Het is mijn plan om een blog te gaan schrijven over lijnen, maar eerst wil ik wat gaan schrijven over het zelf maken van stroopwafels. Nu zal je misschien denken, dat die twee zaken niet makkelijk met elkaar te verenigen zijn. Daarover later. Eerst over stroopwafels dus.

Om te beginnen heb je voor het zelf maken van stroopwafels een wafelijzer nodig. Dan zijn er de wafels en tenslotte de stroop. In die volgorde ga ik ze behandelen na deze korte inleiding.

Mijn vader woont in Frankrijk en hoewel dit een culinair hoog ontwikkeld land is, woont hij in een streek waar men de stroopwafel niet kent. In de plaatselijke supermarkten zijn soms plankjes met “exotische” (voor de Fransen) producten te vinden, maar stroopwafels en zeker verse stroopwafels ben ik er nog niet tegengekomen. Soms hoor je over Nederlanders, die in de zomer in Zuid- Frankrijk van markt naar markt trekken met een stroopwafelkraampje. Ook die hebben we nog niet getroffen. Om die reden wilde mijn vader voor zijn verjaardag: “zo' n soort tosti- ijzer waar je ook platen in kan doen om stroopwafels mee te bakken ...” zoals hij het zelf omschreef. Dat was de aanleiding voor mij om aan het onderzoek te beginnen, dat in deze en volgende blogs wordt gerapporteerd. Een soort reverse engineering project.

Vol goede moed ging ik dus op zoek naar een geschikt wafelijzer, maar die zijn er niet voor de huis- tuin- en- keuken- bakker. Ik heb in ieder geval niets kunnen vinden. Er blijken twee varianten wafelijzers te bestaan, namelijk de eerder genoemde tosti- ijzers, die ook kunnen worden omgebouwd tot wafelijzer. Die zijn totaal ongeschikt, omdat de wafels waarvan dan sprake is Luikse of Brusselse wafels zijn. Die lijken helemaal niet op stroopwafels. De ander variant is speciaal voor oblie- wafels of kniepertjes. Volgens een aantal mensen, die iets op het internet hebben gezet over het zelf bakken van stroopwafels zijn deze ook geschikt voor stroopwafels, maar dat blijkt niet zonder meer het geval. Toen ik een dergelijk ijzer had aangeschaft voor mijn vader – een prachtige Cloer 285 – en dit ter sprake bracht in een Goudse kookwinkel waar ik meer advies probeerde in te winnen, reageerde men in eerste instantie enthousiast: “Hebben ze weer echte stroopwafelijzers bij Cloer?” Nou nee, moest ik bekennen, het is eigenlijk een oblie- ijzer, maar op internet heb ik gelezen dat het ermee moet kunnen. Volgens de kookwinkeldame adviseerden zij ook altijd Cloer aan mensen, die het zelf wilden proberen, maar dan moet je twee wafeltjes op elkaar leggen met de stroop er tussen en niet zoals bij echte stroopwafels de wafel warm doorsnijden en dan de twee helften met stroop op elkaar plakken. Ik kan mij voorstellen, dat zij iemand, die in Gouda komt vragen hoe je zelf stroopwafels moet maken een tikkeltje geschift vindt, maar zij heeft denk ik geen vader, die in Frankrijk woont.

In Frankrijk bij mijn vader bleek inderdaad wat ik al vreesde. Het wafelijzer werkte prima en de wafeltjes zagen er prachtig uit, maar ze waren te dun om door midden te snijden. Velen zouden in een dergelijk geval inderdaad twee wafeltje op elkaar leggen, maar zo zit ik niet in elkaar. Thuisgekomen heb ik een tweede Cloer 285 aangeschaft en ik ben gaan kijken of die omgebouwd kan worden. Dat kan ...

Het Cloer wafelijzer is een zogenaamd vormgesloten ijzer. Dat wil zeggen dat de minimale dikte van de wafel wordt bepaald door de afstand tussen de twee helften van het ijzer in de “wafelspleet” die overblijft als de twee helften op elkaar rusten. Meer druk geven geeft geen dunnere wafels en minder druk ook (tot op zekere hoogte) geen dikkere. De manier om dikkere wafels te maken is door in het scharnier en op de randen meer afstand te maken, zodat de wafelspleet ruimer wordt. Na het uit elkaar halen van de bovenhelft bleek dit vrij makkelijk te kunnen, maar de volgende vraag is dan natuurlijk hoeveel dikker?

Om de dikte te bepalen heb ik vijf wafeltjes gebakken met de Cloer in originele staat. Met de schuifmaat gemeten blijken de wafeltjes gemiddeld 2.6 mm dik te zijn. de ribbeltjes aan boven en onderkant zijn ongeveer 0.5 mm dik, dus het koekje zelf is ongeveer 1.6 mm dik. Een verdubbeling kan met aluminium strips van1.5 mm dikte worden uitgevoerd. Dat leek mij een goede keuze voor een eerste experiment.

Op het internet (bijvoorbeeld in het recept van Jan Nelissen) is te vinden, dat de stroopwafel waarschijnlijk is uitgevonden door Gerard Kamphuisen. De Kamphuisen stroopwafels zijn nog te koop bij bakkerij de Vlaam aan de markt in Gouda en bij eet- en drinklokaal Kamphuisen in Gouda. De stroopwafels, die op de markten in Nederland vers en bij de supermarkten en bakkers verpakt te koop zijn lijken echter meer op de stroopwafels van van Vliet. Bij de Kamphuisen stroopwafels zit de stroop of siroop tussen twee wafeltjes, bij de van Vliet stroopwafels is sprake van een dikkere wafel, die overlangs is doorgesneden en waarbij de stroop tussen de twee helften zit. Ook smaakt de Kamphuisen wafel ook nog een beetje naar stroop, terwijl bij de van Vliet stroopwafels alleen karamel, kaneel en vanille te proeven zijn. De Kamphuisen stroopwafels zijn redelijk krokant. De andere wafels variƫren van keihard tot taai of slap als een vaatdoek, afhankelijk van versheid en receptuur.

Ik heb geprobeerd een recept te maken met overlangs doorgesneden wafels, die ongeveer zo krokant zijn als de wafels van Kamphuisen en die ook een beetje naar stroop smaken. Het heeft tamelijk lang geduurd voordat ik een redelijk reproduceerbaar resultaat had, maar het is inmiddels wel redelijk gelukt. Ook ben ik dankzij vele gewillige proefpersonen niet al te veel aangekomen.