donderdag 29 april 2021

Werkelijkheid worden - Deel 1 - De terugkeer naar de werkelijkheid

 

Werkelijkheid worden


1 De terugkeer naar de werkelijkheid


Op witte donderdag 2021 had onze demissionaire premier Mark Rutte een lastig moment. Hij moest uitleggen waarom hij onwaarheid had gesproken over de vraag of hij tijdens de verkennende besprekingen over de kabinetsformatie over het Kamerlid Pieter Omtzigt had gesproken. Hij ontkende dat in een televisie interview, terwijl het, naar later bleek, was vastgelegd in de notulen. Het is vandaag vijf april 2021, tweede paasdag. Iedereen in Nederland, die het nieuws een beetje volgt, weet nu precies waarover ik het heb, maar als dit stukje op het internet verzeild raakt, waar het eeuwig zou kunnen leven en over honderd jaar struikelt iemand er per ongeluk over, dan is het maar de vraag of deze persoon dit incident paraat heeft. Onze demissionaire premier legde aan de kamer uit, dat hij - wel is waar - niet de waarheid had gesproken, maar, omdat hij het zich op dat ogenblik even niet correct had herinnerd, dit ontkennende antwoord had gegeven. Dat is niet liegen, maar dat is spreken vanuit een verkeerd herinnerde werkelijkheid.


Afgelopen zaterdag legde een jonge mode ontwerpster op de radio uit, dat je nu (als ik het mij correct herinner voor 12 dollar) virtuele sneakers kan kopen, die jouw avatar kan dragen in een virtuele wereld, zodat jouw avatar er net zo hip beschoeid kan uitzien als jijzelf terwijl hij of zij andere avatars omlegt in Fortnite bijvoorbeeld. Dit is, volgens haar, een positieve ontwikkeling, omdat de mode-industrie een zeer vervuilende industrie is en veel producten na één maal gebruikt te zijn worden afgedankt, nog afgezien van alle overschotten, die worden vernietigd zonder ooit gedragen te zijn. Dat, terwijl de recycling van textiel en schoeisel ook nog een onopgelost probleem blijft. Nee, dan virtuele sneakers, daarmee vervuil je niets als we het energieverbruik van de data centers, die nodig zijn om dit soort games world wide te kunnen spelen even buiten beschouwing laten.


Terwijl het lijkt alsof onze wekelijkheid steeds losser komt van de “materiële” wereld die haar draagt, bespeur ik in de westerse filosofie (als we daar nog over mogen spreken) een hernieuwde belangstelling voor die werkelijkheid en wel in de zin zoals de pre-Socratische filosofen zich bezig hielden met het verklaren van de werkelijkheid zoals zij die ervoeren. Na Socrates en vooral na Plato, is die werkelijkheid als object van studie steeds verder uit het centrum van de filosofische belangstelling weggedreven en de nadruk is steeds meer komen te liggen op de subjectieve ervaringen. Uiteraard moeten we hier even Aristoteles noemen, die zich ook nog bezig heeft gehouden met natuur observaties en uiteraard Epicurus en Lucretius, die tegen die stroom in geroeid hebben, maar lange tijd van het toneel waren verdwenen. Ook moet ik toegeven, dat ik als Europeaan een Europese achtergrond heb, waardoor mijn observaties beperkt blijven tot de westerse filosofie en dan nog alleen dat beperkte deel, dat mij in de loop van de tijd is aan komen waaien.


Terug naar die observaties. Bij Plato wordt de scheiding tussen de materiële werkelijkheid en de ideale wereld van de geest van een stevig filosofisch kader voorzien en het is duidelijk dat de wijze zich niet te veel aan de werkelijkheid gelegen moet laten liggen. Zeno van Elea had eerder al onomstotelijk vastgesteld, dat de werkelijkheid niet eens kan bestaan en nadat de kerkvaders zich over de Griekse erfenis hadden ontfermd had de werkelijkheid voor lange tijd afgedaan als iets waar alleen de positieve wetenschappers en andere lagere levensvormen zich mee bezig konden houden, voor zover zij niet afweken van de Bijbel en de leer van de kerk in het algemeen. Voor de filosoof was alleen het immateriële echt van belang, of hooguit hoe de geest met de perceptie van de werkelijkheid om diende te gaan.


Toevallig kwam ik vandaag het boekje: Crises of the Republic van Hannah Arendt tegen en vanwege de actuele lading van het onderwerp kon ik de verleiding niet weerstaan om het eerste essay: Lying in Politics op te slaan. Zij schrijft dat Hegel, evenals de Amerikaanse top militairen en ambtenaren, die zij in dit essay op de korrel neemt, gelooft, dat er een alles omvattend theoretisch kader is dat alles verklaart, dat toeval of zoals filosofen liever zeggen contingentie feitelijk niet bestaat: “Die philosophische Betrachtung hat keine andere Absicht als das Zufällige zu entfernen.” (Filosofische contemplatie heeft geen ander doel dan het toevallige te verwijderen. Hegel in Die philosophische Weltgeschichte. Entwurf von 1830.) Het mag dan ook geen wonder heten, dat aan de volgelingen van Karl Marx het adagium: “Als de werkelijkheid niet in overeenstemming is met de theorie, des te erger voor de werkelijkheid.” wordt toegeschreven. Uit Lying in Politics blijkt, dat dit adagium aan beide zijden van het ijzeren gordijn gehuldigd werd of wordt. Lying in Politics is het commentaar van Hannah Arendt op de Pentagon Papers een vernietigend rapport waaruit duidelijk blijkt, dat de Amerikaanse ambtelijke en militaire top systematisch gelogen heeft over de oorlog in Vietnam naar de eigen bevolking en het congres en de senaat, vooral om het falen van de eigen modellen en onderliggende theorieën te verhullen.


De angst voor het toeval, dat ons in de werkelijkheid voortdurend overvalt, zowel in positieve als in negatieve zin, leidt tot alle mogelijke manieren om dit te bezweren, om controle te krijgen en te houden over de werkelijkheid, om zo verrassingen uit te sluiten. Deze angst ligt daarmee aan de basis van zowel religie als wetenschap, maar evenzeer is het de voedingsbodem voor management theorieën, complotten, zelf-hulp boeken, metafysica, politieke stromingen, onderwijs methoden et cetera. Ik spreek soms mensen, die bijvoorbeeld weigeren te geloven, dat het SARS-CoV-2 virus spontaan toevallig van een dier op een mens is overgesprongen. Een virus met zulke gevolgen, redeneren zij, moet wel ontworpen zijn in een laboratorium en met een reden. Liever dan in een werkelijkheid te leven waarin zich elk moment een wereldwijde ramp kan voltrekken, een wereld, die op elk ogenblik kan worden getroffen door een rotsblok uit de ruimte, kortom een wereld, die zomaar plotseling kan veranderen of verdwijnen, zonder dat wij daar invloed op hebben, leven zij liever in een wereld waarin machtige slechteriken, goden of demonen de dienst uitmaken, omdat het opsporen en uitschakelen daarvan wellicht wel in ons vermogen ligt. Op die manier bestaat er toch nog, op z’n minst de mogelijkheid om de beheersing over de werkelijkheid terug te krijgen. Mensen zijn bereid de meest absurde dingen te geloven als zij daardoor worden verlost van de angst voor het toevallige en zinloze karakter van hun leven en dood.


Ook in de filosofie, waar elk voorwerp, elke gebeurtenis of zelfs elk idee in principe onderwerp kan worden van een interessante bespiegeling is de werkelijkheid lange tijd op afstand gezet. Niet de werkelijkheid zelf, maar hoe er over te denken stond centraal. De werkelijkheid is immers onkenbaar en voornamelijk iets waar praktisch ingestelde mensen zich mee bezig houden.


Met zevenmijlslaarzen door de historie van de westerse filosofie heen stappend (en die historie geen recht doend) zou ik zeggen, dat het, na het zorgvuldig los prepareren van lichaam en geest door Plato, tot de herontdekking van de Rerum Natura van Lucretius in1417 heeft geduurd voor een begin gemaakt kon worden met het scheppen van een denkwereld waarin langzamerhand het herstel ter hand kon worden genomen. En zelfs nu nog, ruim zeshonderd jaar na die herontdekking, is de wereld van de ideeën nog steeds niet uit het discours verdwenen. Aan de andere kant zijn er nu ook filosofen als Peter Godfrey-Smith, die zijn filosofie laat steunen op kennis uit de biologie, neurologie en paleontologie. Hij vraagt zich niet af wat wij ergens over moeten denken of waarom wij ergens op een bepaalde manier over zouden moeten denken, maar eerder hoe het komt dat wij denken. Wat kunnen wij te weten komen over hoe dat gaat: denken? Hij benadert dit als filosoof vanuit verschillende biologische invalshoeken in het boek “Other minds” vanuit het octopus brein en in het boek “Protozoa” vanuit de evolutie van het dierenrijk. Waar Peter Godfrey-Smith het pad van de filosofie naar de neurologie heeft gevonden, heeft bijvoorbeeld Christoph Koch vanuit de neurologie de weg naar de filosofie gevonden in zijn boek “Conciousness.” Beiden schrijven over bewustzijn, een buitengewoon interessant onderwerp, waar ik het voorlopig nog niet over wil hebben.


Mijn kennismaking met het realisme in de filosofie kwam met een eerder boek: “Order out of Chaos” van Ilya Prigogine en Isabelle Stengers. Dat boek wordt het onderwerp van een aantal blogs, waarin volgens plan de volgende onderwerpen aan de orde zullen komen:


  • Systemen en modellen

  • Deterministische onvoorspelbaarheid

  • Spontane ordening

  • Emergentie

  • Een emergentie met gevolgen

  • Het ontstaan van een nieuw domein


Maar het is nog niet zeker of ik dat plan zal gaan volgen. Ook moet ik misschien nog zeggen, dat wat ik van plan ben te gaan schrijven voornamelijk betrekking zal hebben op het derde deel van Order out of Chaos: “Book 3 - From Being to Becomming” en zelfs dat ga ik niet bespreken of nauwgezet volgen. Waar ik over wil gaan schrijven is hoe dit boek mijn zicht op de werkelijkheid heeft gevormd in samenhang met andere theorieën, modellen en denkbeelden, waar ik mee in aanraking ben gekomen.


Geen opmerkingen:

Een reactie posten